Begin (het liefste al een dag van tevoren) met het maken van de walnotenspijs. Doe de walnoten en de suiker in een keukenmachine en maal het zo fijn mogelijk. Meng het geklutste eitje erdoor en zet afgedekt in de koelkast tot gebruik.

Zeef de bloem boven een kom en meng met de basterdsuiker en het zout.

Snijd de roomboter in stukjes en voeg deze toe aan de bloem. Voeg 2 el koud water toe en kneed het deeg tot een bal. Sla de deegbal een beetje plat, verpak in folie of een bijenwasdoek, en laat minimaal een uur rusten in de koelkast.

Verwarm de oven voor op 200 graden en zet een met bakpapier beklede bakplaat klaar.

Bestuif het aanrecht met wat bloem, bebloem ook een deegroller en deel de deegbal door de helft. Rol een van de helften uit tot ca 2 mm en steek rondjes uit het deeg. Ik gebruikte hier een koeksteker voor met een diameter van ongeveer 8-9 cm. Je kunt dan als het goed is ongeveer 12 koeken uitsteken.

Haal de walnotenspijs uit de koelkast en vorm er 12 balletjes van (of meer of minder, afhankelijk van het aantal koekrondjes dat je uit hebt kunnen steken).

Leg de uitgestoken rondjes deeg op de bakplaat en leg op ieder koekje een balletje walnotenspijs. Druk de spijs een beetje plat.

Bebloem opnieuw het aanrecht en de deegroller en herhaal nu het proces van deeg uitrollen en uitsteken. Dek de koeken af met deze deegrondjes en druk de randjes voorzichtig aan met een vork.

Kluts het ei en bestrijk de walnotenkoeken met een beetje geklutst ei. Druk een halve walnoot in elke koek en bak de koeken in ongeveer 20 minuten gaar en goudbruin.

Laat de walnotenkoeken volledig afkoelen en bewaar ze in een luchtdichte trommel, ze blijven dan een dag of drie lekker.